Motorloc 16
Deze locomotief, een Spoorijzer Railtractor met een vermogen van 11 pk (RT11), is door NV Steenfabriek v.h. Th.G.J. Daams uit Lobith in juni 1960 besteld bij Spoorijzer tegelijk met een tweede RT11. In de offerte staat vermeld dat Spoorijzer de twee locs levert voor de oude prijs van 7600 gulden per stuk. Daams krijgt per locomotief ook nog een korting van 200 gulden, omdat hij de locs laat uitrusten met lichte buffers. Daardoor wordt het dienstgewicht van 2200 kilo teruggebracht naar 1800 kilo. Onze loc met fabrieksnummer 216 wordt op 1 maart 1961 afgeleverd bij Steenfabriek Daams.
Onder het concern vielen de steenfabrieken Copera, Daams en de Hollandsch-Duitsche. Daams heeft in totaal tien RT11-locomotieven afgenomen. Alle RT’s deden dienst op en rond de fabrieken ter vervanging van de paardentractie. Onze loc is hoogstwaarschijnlijk eerst gebruikt bij Daams in Lobith. Daarna is ze ingezet bij de Hollandsch-Duitsche Steenfabriek in Spijk, waar wij haar in 1983 hebben opgehaald. De loc miste toen al haar wielstellen en achterwand.
Een lichte diesellocomotief met grote trekkracht …. Dat was de inleidende zin van een mailing die Spoorijzer op 13 juni 1952 aan haar klanten zond. Onderwerp was de RT8, waarbij RT staat voor railtractor. Spoorijzer had de verwachting dat er in de markt behoefte was aan een dergelijke locomotief: Wij menen, dat deze railtractor op vele fabrieken, veenderijen en andere industrieën in een bestaande behoefte zal voorzien. En … dat bleek te kloppen. Van de RT werden er in de loop der jaren zo’n 130 stuks verkocht. In de baksteenindustrie vervingen ze de paarden die op dat moment nog de trekkracht waren om de lorries met groenlingen (net gevormde stenen) naar de haaghutten te brengen waar de stenen in de buitenlucht werden gedroogd. Speciaal voor dit doel kreeg de loc ook een korte radstand van 600 mm, zodat ze in haar geheel op de kleine draaischijfjes paste, die rond de haaghutten veel werden gebruikt.
Spoorijzer ontwikkelde in de loop der jaren een drietal types van de RT. Men startte in 1952 met de RT8. De motor leverde 8 pk bij 1500 toeren/min. Een variant was de RT10. Dit was een RT8, waarvan de motor op 1750 toeren/min was afgesteld en die daarom kortstondig 10 pk kon leveren. Beide locomotieven hadden een watergekoelde motor van Farymann met verdampingskoeling. Die koeling verbruikte één liter water per pk per uur! De machinist van een RT10 moest dus per uur tien liter water bijvullen (ongeveer een emmer vol). Tegen meerprijs leverde Spoorijzer een omloopkoeling met een extra reservoir. De watercirculatie verminderde het ongemak van het vele bijvullen.
Vanaf 1957 maakte de RT10 plaats voor de RT11. De motor van de RT11 leverde dankzij een grotere boring 11 pk bij 1500 toeren/min. Een RT11 was ook zwaarder dan een RT8 of een RT10, uitsluitend overigens door het gebruik van zwaardere bufferblokken. Vanaf circa 1957 leverde Farymann ook luchtgekoelde motoren. Doordat de introductie van de RT11 vrijwel gelijktijdig plaatsvond met de die van de luchtgekoelde Farymann-motoren, is de RT11 bijna uitsluitend geleverd met luchtgekoelde motoren.
Alle railtractoren hadden een versnellingsbak van Bierens uit Tilburg.
De frames van alle Railtractoren waren identiek. Er werden meestal series van circa twaalf stuks aangemaakt. Spoorijzer hield motoren, versnellingsbakken en buffers van de verschillende types op voorraad, zodat binnen enkele dagen na bestelling geleverd kon worden. De Railtractoren hadden aanvankelijk alleen een motorkap; later kwamen er ook zijpanelen. Als extra was een cabine leverbaar.
Technische gegevens
Fabrikant: Spoorijzer Delft
Fabrieksnummer: 216
Bouwjaar: 1960
Type: RT11
Motor: Farymann LG, eencilinder, viertakt, luchtgekoelde dieselmotor
Vermogen: 11 pk
Spoorwijdte: 600 mm
Lengte over de buffers: 1900 mm
Grootste breedte: 1110 mm
Maximale hoogte: 1150 mm
Gewicht dienstvaardig: 1800 kg
Maximum snelheid: 10 km/h
Huidige staat: niet rijvaardig