Stoomloc 1990

Deze Brigadelocomotief met het fabrieksnummer 6728 is op 30 maart 1918 door de Berliner Maschinenbau-Actien-Gesellschaft BMAG vm L. Schwartzkopff geleverd aan de Deutsche Heeresfeldbahn en krijgt daar het nummer 1990 toebedeeld. Hoewel de oorlog pas op 11 november van dat jaar wordt beëindigd, wordt ze niet meer ingezet aan het front maar blijft op voorraad staan. Ergens begin jaren ’20 wordt onze loc, samen met nog een aantal andere Brigadelocs, verscheept naar de Portugese kolonie Mozambique in Afrika. Daar wordt ze als loc 7 ingezet op de uitgestrekte plantagesporen van de Sena Sugar Estates, aan de oevers van de Zambezi in Marromeu. Ze wordt hier van allerlei zaken ontdaan, zoals de zanddommen en het achterschot van het machinistenhuis.
Nadat Mozambique in 1975 onafhankelijk is geworden, breekt een langdurige burgeroorlog uit en raken de suikerfabrieken in verval. Uiteindelijk wordt onze loc samen met een grote partij andere locomotieven en stoomtractoren verkocht aan de Engelse verzamelaar Peter Court en naar Engeland verscheept. Het is Court vooral te doen om de stoomtrekkers. De locomotieven worden doorverkocht. Onze loc komt terecht in een kleine Engelse privécollectie. De eigenaar begint aan de restauratie, maar vindt de klus toch te ambitieus en zet de loc te koop. Zo komt ze in 2013, in losse onderdelen, bij ons terecht. We zijn van plan om de locomotief weer op te bouwen en zo mogelijk ook bedrijfsvaardig te herstellen.

Al ruim voor het begin van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) onderkennen de legerleidingen in onder andere Duitsland en Frankrijk het belang van smalspoor voor de oorlogsvoering en worden gespecialiseerde spoorwegcompagnieën opgericht. Per spoor laten zich relatief snel grote hoeveelheden soldaten en goederen vervoeren. Het spoor is in die tijd nog duidelijk in het voordeel ten opzichte van de auto, waarvan de techniek nog in de kinderschoenen staat.
Eerste uitdaging waar men voor staat, is het ontwerpen van een locomotief die onder de moeilijke oorlogsomstandigheden goed uit de voeten kan. Het moet een machine zijn met een lage asdruk, want de gebruikte spoorstaven zijn met een gewicht van 9 kg/meter erg licht. Ze moet ook over een behoorlijke trekkracht beschikken om op hellingrijke banen uit de voeten te kunnen. En tot slot moet ze zonder problemen door de vele krappe bogen kunnen die de banen kenmerken. Dit programma van eisen is het uitgangspunt voor de locomotieffabrieken in de diverse landen.

In Duitsland kiest men in eerste instantie voor een door Krauss in München ontwikkelde Zwilling-locomotief. Het zijn in feite twee aparte drie-assige locomotieven die rug aan rug gekoppeld worden en een gezamenlijk vermogen hebben van 60 pk. In totaal zijn tussen 1899 en 1904 door diverse locomotieffabrieken zo’n 200 Zwillinge geleverd.
De Zwillinge blijken echter niet sterk genoeg en in 1903 wordt door Henschel het prototype van de Brigadelokomotive ontwikkeld. Deze 75 pk sterke locomotief heeft 4 assen waarvan de voorste en achterste van het type Klien-Lindner zijn. Dat zijn holle assen, waarin een vaste kernas loopt. Die kernas, die gelagerd is in het locomotiefframe en verbonden met het drijfwerk, is in het midden door een kogelgewricht verbonden met de holle as waaraan de wielen zijn bevestigd. Zo kunnen de wielen iets draaien ten opzichte van de as, waardoor de loc makkelijker door krappe bogen loopt. Het blijkt in de praktijk een prima functionerende locomotief te zijn, waarvan er door meerdere Duitse locomotieffabrieken tussen 1905 en 1919 ruim 2500 stuks worden gebouwd.
Een derde grote serie van zo’n 150 locomotieven wordt gebouwd door Orenstein & Koppel. Deze locs zijn uiterlijk en ook in vermogen gelijk aan het type 50 PS Neue Normalien waarvan wij er drie in onze collectie hebben. Enige verschil is dat de voor de Heeresfelbahn ontwikkelde locs drie-assers zijn.

Het Franse leger kiest in eerste instantie voor een gelede locomotief van het type Péchot-Bourdon. Dat is een locomotief met twee stoomketels die rust op twee aangedreven draaistellen. Er zijn er tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog 50 in Frankrijk gebouwd en daarna nog eens 300 in Amerika en Engeland.
Daarnaast ontwikkelt Decauville voor het Franse leger een drie-assige stoomlocomotief van 60 pk. Die locs blijken, net als de Brigadelocs, handzame machines te zijn en ze blijven dan ook nog tot lang na de oorlog in productie. In totaal zijn er ongeveer 320 stuks gebouwd.
Naast deze Franse locomotieven rijden er op het Westelijke front aan de kant van de Geallieerden ook nog locomotieven van Britse en Amerikaanse makelij.

Na de oorlog is er nog veel bruikbaar materieel over dat voor vreedzame doeleinden wordt ingezet. Ook in Nederland schaffen enkele aannemers en steenfabrieken op die manier goedkoop locomotieven aan.

Technische gegevens

Fabrikant: Schwarzkopff, Berlin (D)
Type: Brigadelokomotive
Fabrieksnummer: 6728
Bouwjaar: 1918
Spoorwijdte: 600 mm
Lengte over buffers: 5980 mm
Grootste breedte: 1840 mm
Maximale hoogte: 2850 mm
Gewicht dienstvaardig: 12.000 kg
Vermogen: 75 pk
Maximum snelheid: 20 km/h
Huidige staat: niet rijvaardig